Het werkwoord zullen is een bijzonder werkwoord. Het is een zogenoemd ‘modaal werkwoord’, wat inhoudt dat het vooral iets zegt over de intentie van de zin. Andere modale werkwoorden zijn hoeven, kunnen, moeten, mogen en willen. Een tweede bijzonderheid is dat het een onregelmatig werkwoord is, ook in de tegenwoordige tijd én dat het geen voltooid deelwoord heeft (er bestaat geen vorm als gezuld of gezoud). Maar het meest opmerkelijke is het grote verschil in gebruik tussen de tegenwoordige en verleden tijd. Daarover lees je hieronder meer.
De vormen
Eerst even een kort overzicht van de vormen van het werkwoord zullen.
tegenwoordige tijd | verleden tijd | |
---|---|---|
ik | zal | zou |
jij / u | zult / zal | zou |
hij / zij | zal | zou |
wij / jullie / zij | zullen | zouden |
De vormen jij zult en u zult zijn wat formeler dan jij zal en u zal, maar alle varianten zijn correct.
Tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd kun je zullen natuurlijk gebruiken om over de toekomst te praten (hoewel het juist dan vaak overbodig is), maar ook in veel andere gevallen gebruik je zullen. Het heeft meestal iets van een bevestigende betekenis.
- om een voorstel te doen
- Zullen we dinsdag naar de bioscoop gaan?
- Zal ik morgen de boodschappen doen?
- Zullen we Hanane als spreker vragen?
- om een aanbod te doen
- Zal ik je daarbij helpen?
- Zullen we het formulier nu maar invullen?
- om over de toekomst te praten
- Volgende week zullen de winnaars bekend worden gemaakt.
- Hopelijk zal de nieuwe gemeenteraad snel maatregelen nemen.
- De trein naar Vlissingen zal om 15.43 aankomen op spoor 6.
- om een belofte te doen
- Ik heb het koud – Ik zal de verwarming hoger zetten.
- Er is vanavond een goede film op televisie – Ik zal hem opnemen.
- Er is geen eten meer in huis – Ik zal zo boodschappen doen.
- om te praten over iets wat waarschijnlijk is – vaak in combinatie met wel
- Roemer is te laat. Hij zal wel in de file staan.
- Die winkel is dicht. Hij zal wel verbouwd worden.
- Je zal het examen wel gehaald hebben.
Verleden tijd
In de verleden tijd gebruik je zullen op een heel andere manier. Vaak zit er iets van onzekerheid in de betekenis van de zin. Wat preciezer kun je de volgende betekenissen onderscheiden:
- om een voorwaarde of hypothese uit te drukken
- Als ik rijk was, zou ik nooit meer werken.
- Als ik rijk zou zijn, zou ik nooit meer werken.
- Als ik rijk zou zijn, werkte ik nooit meer.
- om een wens of voorkeur uit te spreken – vaak in combinatie met graag of liever en eventueel nog willen, kunnen of moeten
- Zij zouden graag naar Parijs (willen) gaan.
- Je zou minder moeten roken.
- om een beleefde vraag te stellen
- Zou je dit voor me willen kopiëren?
- Zou u dat kunnen herhalen?
- om een suggestie of advies te doen
- Zou je dat nou wel doen?
- Als ik jou was, zou ik de roze jurk kopen.
- Zou je niet nog even wachten?
- om iets te zeggen wat je niet zeker weet
- Het zou toch om 20.00 uur beginnen?
- Simon en Peter zouden toch komen?
- De minister zou zijn privételefoon gebruikt hebben.
- om te praten iets wat wel het plan was, maar niet gebeurt of niet lijkt te gebeuren
- Tim zou vandaag met zijn nieuwe baan beginnen.
- We zouden vorig jaar naar Denemarken op vakantie gaan, maar dat ging niet door.
- om een beschuldiging uit te spreken
- Je zou hier een uur geleden al zijn!
- Jij zou die documenten toch versturen?
Meer weten?
Wil je meer weten over correct en duidelijk formuleren? Dat leer je in een individuele schrijfcoaching!