Sinds een poosje eten mijn dochter van 10 en ik geen vlees en vis meer. De afgelopen jaren zei mijn dochter door elkaar Ik ben vegetariër en Ik ben vegetarisch, maar steeds vaker verbetert ze haar broertje als die zegt dat ze vegetarisch is. Hoe zit dat eigenlijk? Zeg je Ik ben vegetariër of vegetarisch?
Voor de meeste mensen zijn beide zinnen correct. Ook de taaladviseurs van Onze Taal en de Taalunie kunnen met beide varianten prima leven. Ik sluit me daar geheel bij aan – al zeg ik zelf meestal dat ik vegetariër ben. Het lijkt er wel op dat Ik ben vegetariër wat gewoner is.
Betekenisverandering
Het bijvoeglijk naamwoord vegetarisch betekent oorspronkelijk ‘van of voor vegetariërs’ of ‘zonder vlees’. Later breidde de betekenis zich uit tot ‘volgens het vegetarisme levend’. Die betekenis staat sinds 2019 ook in de Grote Van Dale. Toch vindt niet iedereen die laatste betekenis juist, zo blijkt vaak.
Taalkundig is er geen reden om de betekenis ‘volgens het vegetarisme levend’ af te wijzen. Bij veel andere woorden kun je ook zowel een zelfstandig als een bijvoeglijk naamwoord gebruiken om een persoon te omschrijven; denk aan ‘Ik ben socialist / socialistisch’ of ‘Hij is egoïst / egoïstisch’.
Geschiedenis
Het woord vegetarisch komt sinds eind 19de eeuw in het Nederlands voor; het is een afleiding van het aan het Duits ontleende vegetariër. De oudste schriftelijke treffer van vegetarisch in de constructie vegetarisch zijn vond ik via Delpher.nl al in een uitgave van De Volksvriend (een Nederlandstalige krant uit de Verenigde Staten) uit 1951. Heel nieuw is dit gebruik dus niet. In de jaren 70 trof ik het vaker aan, bijvoorbeeld ook in De Telegraaf.
Van Kooten en De Bie
Ook leuk vond ik het stukje hieronder:
Deze tekst komt uit de Bescheurkalender 1975 van Kees van Kooten en Wim de Bie. Ik durf wel te zeggen dat ze dat niet zouden schrijven als ze het in die tijd niet met enige regelmaat hoorden zeggen.